Waar kwamen onze gerechten vandaan?
De eetcultuur in Nederland is altijd
beïnvloed door de eetculturen uit landen
om ons heen. In oude kookteksten kun je
dan ook allerlei gerechten met
buitenlandse namen terugvinden. Vaak op
heel fraaie wijze verbasterd of haast
fonetisch overgenomen. Zo komt het
Franse gerecht ‘blanc manger’ in
Nederlandstalige kookboeken voor als
‘blammegier’ of ‘blamenser’. De Spaanse
stoofpot ‘olla podrida’ verschijnt als
‘olipodrigo’. Het Indonesische ‘atjar’ vind je
terug als ‘azia’ en het Engelse
appelgerecht ‘black caps’ wordt ‘blaks
kaps’. Meestal is het wel duidelijk wat er
met de vernederlandste namen wordt
bedoeld, maar soms stuit je op wat
ingewikkelder zaken.
Zo vond ik in een 17
e
-eeuws kookschriftje
afkomstig van het Huys te Warmont een
recept ‘om zalm in adoebe in te leggen’. De
bezorger van de tekst verklaarde dit als
een schrijfwijze van het Franse ‘a la dobe’
(daube), een stoofgerecht. Maar deze zalm
‘en adoebe’ is helemaal geen stoofgerecht.
Het is een visrecept waarbij de vis eerst
wordt gebakken en vervolgens ingelegd
met specerijen en olie en azijn.
Een vergelijkbaar visgerecht was ik bij het
maken van Aan tafel met Johann
Sebastian Bach in een Duits kookboek uit
de 17
e
eeuw al eens tegengekomen. Daar
heet het interessant genoeg ‘als dorade
bereid’. Maar in geen enkel
Nederlandstalig kookboek komt het voor.
Na enig speurwerk ontdekte ik in een vroeg
17
e
-eeuws Franstalig kookboek van de
Zuid-Nederlandse meester-kok Lancelot de
Casteau vier recepten om vis ‘en adobe’ te
bereiden. Deze Lancelot werkte aan het
hof van de prins-bisschoppen in Luik. Een
heel voorname bron dus, die uiteindelijk
een indicatie zou geven voor de herkomst
van het gerecht.
De bereiding van vis en andere producten
‘adobo’ bleek voor te komen op het
Iberisch schiereiland. Culinair vertaler en
auteur Jacques Meerman gaf me een 17
e
-
eeuwse bron uit Spanje. En suggereerde
dat dit gerecht mogelijk via het hof van de
Spaanse koning naar de Lage Landen was
gekomen. Dit hof werd tenslotte regelmatig
bezocht door allerlei Nederlandse
hoogwaardigheidsbekleders, vergezeld
door hun koks die ongetwijfeld bij hun
Spaanse collega’s in de keuken keken.
Mijn raadselachtige ‘zalm in adoebe’ bleek
dus een Spaans gerecht. En ‘adoebe’
betekent hier niet ‘a la daube’ maar ‘en
adobo’. Heel leuk om dat te ontdekken,
want in het midden van de 17
e
eeuw is het
menu op voorname tafels zoals die in het
Huys te Warmont vooral Frans
georiënteerd.
Wel kun je in de kookboeken uit die tijd
nog enkele Spaanse gerechten vinden. Zo
treffen we naast bovengenoemde
‘olipodigro’ af en toe ‘Spaensche pap’ en
verschillende gerechten die ‘op Spaanse
wijze’ worden bereid aan. De vis ‘en
adobo’ vond ik echter alleen in het
kookschriftje van het Huys te Warmont.
Mogelijk is het ‘in adoebe inleggen’ via een
Zuid-Nederlandse connectie van de familie
in het schriftje terechtgekomen. Of kende
ze het kookboek van Lancelot de Casteau.
Zo kan een simpel gerecht een hele
geschiedenis vertellen.
Het recept uit
Konfijt- en Keukenrecepten
van het Huys te Warmont
Om salm en andere visch in adoebe te leggen.
Als den salm gesneden is sal men die in
cout water leggen en dan uijt nemen en
laten verleken ende sal er een weijnich
sout op springen ende dan op den rooster
braden en met wat boter gedropt, en wat
stroijpijltkens onder den visch op den
rooster geleijt doet den visch beter afgaen,
en alsoo gebraden is, sal men se in eerde
schotel ofte op een bart leggen, en alse bij
nae cout is sal men se in een pot ofte
tonneken doen en stroijen op elcke snede
een coren sout sess ofte acht en wat van dit
nae volgende cruijt, te weten nagelen, en
foelie, en wat noten, alles mer een weijnich
gebroken dat het groff is, men leijt er oock
wel wat rosemerijn en laurier blaeders
tusschen beijden die dat begeren, als-dan sal
men nemen wat olie van olijve en dit gebrant
is een panne ofte ijsere ketelken, en als ’t
genoech is sal men ’t van vuer setten, ende
dan sal men daer asijn onder gieten, en
laeten ’t daer dan noch mede wat sieden, en
dan al siedende heet op den visch gieten,
men moet soo veel nats hebben dat den
visch bedeckt is heeft men veel visch so moet
men ete:
Met dank aan drs. R.N. Ferro voor de tekst
van het recept.
Voor 4 personen
•
ca. 10 g boter
•
4 moten zalm, zonder huid (ca. 600-800 g)
•
10 g zout
•
1 tl kruidnagelpoeder
•
2 tl foeliepoeder
•
1 tl nootmuskaat, gemalen
•
2 tl rozemarijn
•
4 laurierbladeren
•
4 el olijfolie
•
4 el witte wijnazijn (of witte wijn)
Verhit de ovengril.
Vet een stuk aluminiumfolie licht in en leg de
moten zalm er op. Gebruik eventueel voor
elke moot een apart stuk folie. Leg wat
klontjes boter op de vis en bestrooi de moten
met zout. Leg de folie met de vis op een
rooster en plaats dit in de oven onder de gril.
Plaats een lekbak onder het rooster.
Laat de vis in circa 10-15 minuten gaar
worden.
Haal de vis uit de oven en laat wat afkoelen.
Leg de lauwwarme moten dan in een schaal.
Strooi kruidnagel, foelie, nootmuskaat en
rozemarijn over de bouten en stop de
laurierbladeren tussen de moten in.
Verwarm in een pannetje de olijfolie, neem
van het vuur en meng de azijn erdoor. Giet dit
nog heet over de vis.
Dek de schaal af en laat alles enkele uren
trekken alvorens te serveren.